Makkinga 70

Adressering :

viel onder zathe I

1900  Makkinga  154

1918  Makkinga 170

1928  Makkinga 59

1950  Makkinga 70 

 

Bouwwerk:

gebouwd tussen 1855 en 1887

afgebroken tussen 1942 en 1953 

 

Bewoners:

1901 - 1921    Auke de Vries (1858-1921) arbeider en Harmke Veenstra (1871-1911)        

vanaf 1913     Auke de Vries en   Willemke Mienstra  (1866-1917)  

1921 - 1923    Albert  de Vries (zoon van Auke)  met zijn broer  Jan  en zus Uilkje, welke laatste in 1922 trouwde met  Albert Vervat, die er mogelijk ook nog even bij in woonde.

1923 - ????    Jan Nijholt en Maartje Hoekstra

(1925-1940)??Jelle de Boer en Winkje Betten (1905- ) Landarbeider/veehouder  

 

Bedrijf:

Het arbeiderswoninkje stond aan de oostzijde van de reed, tegen het bosperceeltje.  Ongeveer even ver van de Grindweg dan Twijtel 7(voorheen 69). In 1855 stond het er nog niet.

Het was een niet al te best huis, en had meer weg van een hut of  een  keet. (zegt o.a. J.P.Kr) Jannie Haanstra weet dat het was dichtgemaakt/afgeschermd met jutte zakken of kleden.

 

Al voor 1910 is Auke de Vries er met  woonachtig met zijn gezin. Zijn vrouw Harmke Veenstra overlijdt al rond haar veertigste levensjaar in 1911.  Auke blijft achter met zijn drie kinderen. In april 1913 trekt Willemke Mienstra  als huishoudster bij hem in. Samen met haar komen er nog eens zes kinderen van haar bij, die de achternaam Betten dragen. In 1917 krijgt Willemke op 50-jarige leeftijd  haar enige  zoon, genaamd Auke Betten. Hij draagt dus de familienaam van haar  al lang overleden man. Wie de vader is onbekend. De bevalling is haar blijkbaar noodlottig geworden, want op 26 augustus van het zelfde jaar overlijdt Willemke. De kinderen van Auke de Vries zijn een tijdje (bij familie?) elders ondergebracht geweest. In de jaren na het overlijden van Willemke komen ze een voor een terug naar het ouderlijk huis. Een  dochter van Willemke Mienstra draagt de naam Winkje Betten. Ze werd in 1905 in Langedijke geboren, en zal nog tot 1940 in dit huis blijven wonen. Vanaf 1925 samen met haar man Jelle de Boer.     

 

Fam. Jelle de Boer verloor hier een tweetal kinderen (door ziekte?). Jelle en Winkje woonden later op, wat nu  Berkoperweg 73 heet. Jelle was afkomstig uit Weststellingwerf, en had laatstelijk in Boyl gewoond. Even voor hun huwelijk in augustus 1925 betrokken ze het huisje.

In mei 1940 verhuisden ze naar nr 71, dat eigenlijk vóór nr 70 stond.

Joukje Hes (Twijtel 7) weet nog waar het huis ongeveer stond, en dat Jelle en Winkje er woonden. (Ene Nijholt zegt haar ook wel iets) “Bij het huisje stond een boom met ‘veenties’, lekkere harde appeltjes”, herinnert ze zich nog goed.

Ene Nijholt zou hier volgens L. Kromkamp hebben gewoond.

J.P.Kr. noemt Jan Nijholt als bewoner. De vader van Jouke en Heine. Jan was werkzaam als voerman  bij Zeephat op Twijteler molen.  en later ook nog in Makkinga. Hij werd ‘Jan Wind’ genoemd. Omdat hij werkte bij de windmolen?

Dat moet dan Jan Wybes Nijholt zijn. Hij was in 1902 gehuwd met Zwaantje Schepers.  Zwaantje overleed echter jong op 8 september 1909. Ze was 34 jaar. Jan bleef achter met  .......  .  In de 'Hepkema' lezen we een half jaar later de volgende advertentie.

Gevraagd een Huishoudster in een klein arbeidersgezin, door J.W.NIJHOLT, Twijtel onder Makkinga.

Op de kadastrale kaart van 1974 staat het woninkje nog aangegeven. (maar ik kan het mij - toen 19 jaar oud - vreemd genoeg niet herinneren) Was het in die tijd misschien nog slechts een schuur?

 

Appie van Hes meent dat een grootmoeder van zijn vader er gewoond heeft.

 

* Jelle de Boer  (zoon van Jelle en Winkje) meldt dat de woning tgv blikseminslag is afgebrand. De resten zouden in de zandafgraving tussen  Bercoperweg 73 en 71 zijn verdwenen.

*Albert Mulder geeft rond 1920 geen huis aan op de zojuist beschreven plaats, maar wel westelijk van Twijtel 7 (voorheen 69). Hij schrijft ‘Jan Vonk’ erbij. Volgens de kaarten heeft daar echter geen huis gestaan. Vonk woonde daarom mogelijk op nr 69 of op nr 70.

 

*Renske de Vries kan zich nog wel iets van een zekere Jan Vonk en diens vrouw Mina  herinneren. We spreken dan over de na-oorlogse jaren. Jan en Mina zouden (later!) in ´de Kazerne’ gewoond hebben.