DE MOLEN(AARS) VAN TWIJTEL DOOR DE EEUWEN HEEN

1644 Twijtel heeft al een molen!  Het vierde deel van de molen, het huis en landerijen gaat over in andere handen. Rinds Andringa en zijn vrouw Dedtke van Lijcklamae verkopen dat deel aan Anders Carstens.

1665 Op de kaart uit dat jaar staat nog geen molen aangegeven op Twijtel. Wel staat er  in de kom van het dorp Makkinga een vulmolen.

1685 Op de ‘Schotanuskaart’ staat tussen de boerderijen een molen op Twijtel.

1698 Geert Alberts is eigenaar en molenaar. Ene Claas Jellis uit Holtwolde is voor 1/9 deel mede-eigenaar. Geert Alberts bezit tevens een stuk hooiland onder Zathe III.

1720 (ook in 1723) Albert Popkes uit Augustinusga wordt op 12 mei van dat jaar molenaar/eigenaar. Zijn echtgenote heet Hiltje of Hiltien Jans.  De prijs: 2025 caroli gulden. De koop omvat ‘de ROGGEMOLEN, met al het gereedschap en de molenberg, het HUIJS voor en agter tot aan de koestal toe, het BACKHUIS met al het backersgereetschap, het TURFHUISJE en het tuijntje of hofje.’  In 1723 is hij hier ook nog molenaar.

Ca 1750 Pieter Sieuwerts is op Twijtel waarschijnlijk de 1e  molenaar van de familie die zich in 1811 Mulder zal noemen. Hij is in 1741 getrouwd Jantien Dirks en vermoedelijk in 1745 met Jantien Jans. Zowel hij, als zijn echtgenotes, zijn afkomstig van Makkinga. De 4 kinderen heten, Jan (*1742), Suwert (*1746), Jan (*1750) en Jacob (*1752)

Ca 1784 Jan Pieters (hij trouwt in 1769 te Makkinga met Geesjen Sakes) heeft zijn vader opgevolgd als  molenaar en is dan waarschijnlijk ook al eigenaar.  Het gezin krijgt drie kinderen, te weten Sygjen (*1777), Meintje en Pieter (1783) en Antjen. Sygjen trouwt met Dr. M.A. Swalue uit Leeuwarden. Geesjen was overigens al eerder getrouwd met ene Thomas Jannes uit Makkinga.

Ca 1798  - Jan is in 1795 of  1796 al overleden (bij een verkoping in 1795 is hij nog in leven)  - staat zijn weduwe Geesjen Sakes er alleen voor. Zij is naast eigenaresse van de molen tevens eigenaresse voor de helft van Zathe III.  Zoon Pieter is nog veel te jong om het molenaarswerk te doen. Hoogstwaarschijnlijk  werkt vanaf 1798 (mogelijk zelfs al in 1796 al, en zeker vanaf 1805)  ene Pieter Hendriks als molenaar voor Geesjen.  Pieter gaat in 1798 nl wonen op nr 28 en Geesjen verhuist vandaar naar nr 27.

 

In 1813

 

 

In 1816 blijkt uit de gegevens van de ontvanger Harmen Dirks Jager, dat de molen op Twijtel maalt voor 525 zielen, en dat er in de eerste 9 maanden van dat jaar 686 zakken rogge zijn gemalen. (dat is veel meer dan in elke andere molen in Ooststellingwerf)

Overigens had Makkinga in 1811 slechts 299 inwoners, zodat het voorzieningsgebied aanzienlijk groter was dan het dorpsgebied.

 

als Pieter (29j) in 1813 trouwt met zijn buurmeisje Hendrikje Reinds de Boer  van Zathe II staat hij te boek als molenaar. Bij de geboortes van de kinderen is dat als volgt:

*1814 Geeske -    Mr. bakker

*1816  Vroukje -   broodbakker

*1818  Meintje -    broodbakker

*1822 Rinske  -    Mr. molenaar en bakker

*1826 Jan -          molenaar

*1828 Meine -      molenaar

 

Eind 1818 biedt de schoonzoon van Jan en Geesjen, Med. Doctor M.A. Swalue, de molen in de Leeuwarder Courant met spoed te koop aan. Het betreft ‘Zekere ROGMOLEN, met HUIZINGE, BAKKERIJ, PAKHUIS, en eenig LAND’  

1821 bij het overlijden van Geeske Sakes is is Pieter Jans Mulder molenaar.

 

1829 is tijdens de volkstelling Pieter Jans Mulder broodbakker.

1830 wordt ene Hylke Beniers Stellingwerf genoemd als meester bakker te Makkinga. Niet bij Mulder op Twijtel, maar in Makkinga aan de (huidige) Bercoperweg. Niet ver van de kerk.

1832 blijkt dat de verkoop in 1818 niet is doorgegaan. Pieter Jans Mulder, de zoon van Jan en Geesjen is in 1832  inmiddels molenaar/eigenaar op Twijtel. Hij heeft daarnaast een deel van Zathe III (o.a. het hornleger.) in eigendom.  (zie ook: www.warrink.net)

1837 verkoopt Pieter ‘de windkorenmolen  met huis en bakkerij, twee percelen  weiland en een kamp bouwland’ voor Fl. 1323,-- aan  Berend Jans Hof(f), die vervolgens dan ook als molenaar/eigenaar en bakker te boek staat.  Samen met zijn vrouw Aaltje Barelds Veen komt hij uit Steggerda.

Dochter Geesje (*1834) komt in Steggerda ter wereld. Zoon Barelt (*1840) in Makkinga.

Pieter Jans Mulder, hij is dan al in de "50 gaat verder als boer op de nabij gelegen boerderij.

1839, als de volkstelling wordt gehouden, blijkt dat Berend Jans Hof meer met het bakken van broden heeft dan met het malen.  De in Giethoorn geboren  Wiecher Wiechers Jager is in dan molenaar. Daarnaast is er nog  de bakkersknecht Thijs Geerts Kraak. Geboren in  Blesdijke.  Officieel komt Thijs  pas in de zomer van 1840 vanuit Oldeberkoop naar Makkinga. En eind 1843 vertrekt hij richting Donkerbroek/Haule/Haulerwijk.

Voorts is er nog een diestmeid. Klasgjen Arents Harmans uit Nijeberkoop. Allen wonen op het zelfde adres. In de molenaarswoning.

Pieter Jans Mulder overlijdt in  deze1841.

De familie Mulder heeft dus een (kleine) eeuw de Twijteler molen bemalen!

 

September 1840 staat de molen weer te koop en op 14 januari 1841 neemt Hylke Beniers Stellingwerf voor fl. 2750,- de molen en alles wat er bij hoort over.  Te weten een ‘STANDER-KORENMOLEN met sterke WOONHUIZINGE, SCHURE en daarin beklante BAKKERIJ’ ,  ‘sedert kort veel vernieuwd en veel verbeterd’ , ‘ behorende hierbij een uitgestrekheid van 3 bunder, 66 roede en 60 el beste Tuin-, Bouw-, en Weidegrond.’

 

Hylke staat te boek als ‘Meester broodbakker’.  Hij stamt overigens rechtstreeks af van de molenaars op Rijsberkampen onder Boyl in de 17e eeuw. Vanaf 1821 woonde hij al in Makkinga en had in het dorp (nu Bercoperweg 10) een broodbakkerij. Lang hebben Hylke en zijn vrouw Antje Hendriks Seyen geen plezier van de molen en de bakkerij, want op 21 mei 1841 sterft Hylke op 48 jarige leeftijd.  (zie ook: www.home.casema.nl /hazenberg)

 

Advertentie in de Overijsselse Courant (10-12-1841)

Na het plotselinge overlijden van haar man zet de weduwe Stellingwerf de molen en alles wat er bij hoort te koop. Ook buiten de provincie in Overijssel, Groningen en Drenthe.  De koper zal de advertentie  dan ook  in de Drentse  Courant  gelezen hebben.

1841 Eind december neemt Riekend Steunebrink, afkomstig uit Makkum (bij Beilen),  de molen over  voor fl. 2360,- van de weduwe Antje Seyen.  De advertentie in  de Leeuwarder

Courant  vermelden nu een ‘STANDER-WIND-KORENMOLEN’ en ‘HUIZINGE en

BAKKERIJ, benevens twee SCHUREN, groote BRINK, TUIN, en drie kampen LANDS.’         De bakkerij is bovendien de enige onder Makkinga.

Riekend en zijn vrouw Alberdina Ebbinge krijgen een 8-tal kinderen. Roelof (*1834), Klaas (*1836), Hendrik (*1839), Hilligje (*1841), Annigje (*1843), Margrieta (*1846), Arend (*1848) en Gerrit (*1851).

Met de Steunebrinks hebben we het over een waar molenaarsgeslacht. Met name in Drenthe hadden al  heel wat familieleden het molenaarsvak beoefend. Ook de zonen van Riekend zullen dit beroep kiezen. 

1842 Ene Jurjen Simons de Boer is blijkbaar huurder van het geheel. Vermoedelijk is hij dan ook molenaar en bakker. Zeker is wel dat Riekend Steunebrink de molen kocht in 1841, maar dat hij er (om wat voor reden dan ook)  niet meteen ging wonen, malen en bakken.

1843 In februari van dat jaar loopt de huurovereenkomst met Jurjen de Boer ten einde, en wordt de molen voor 2, 3, of 6 jaren te huur aan geboden. Riekend gaat een nieuwe huurovereenkomst aan en wel met Frederik Klazes Sterkenburg, die huis, molen en bakkerij voor 16 gulden per maand huurt. 

1844/1845 Is Riekend Steunebrink waarschijnlijk zelf molenaar geworden op de molen van Twijtel. Want in november 1843 is dochter Annigje nog geboren in de gemeente Beilen, en is Margrieta het eerste kind dat in Makkinga ter wereld komt.  Dat is in mei 1846.

1851 Riekend Steunebrink sticht ook een molen ‘op het westeinde’ van Oldeberkoop.  Later zal zijn oudste zoon Roelof er molenaar worden.

1852  is de molen op Twijtel op nieuw opgericht, of is concessie daartoe verleend, aldus de Leeuwarder Courant.

1861  Riekend Steunebrink overlijdt op 60 jarige leeftijd. Zijn weduwe Alberdina Ebbinge laat als eigenaresse (na verloop van tijd?) haar zoon Klaas Steunebrink malen op Twijtel.

In 1866 heeft Klaas Steunebrink in ieder geval  het roer overgenomen .  Hij trouwt in dit jaar  met Antje Wybes Siegersma en is dan molenaar op Twijtel. Zijn moeder Alberdina  is de eigenaresse.

1869 op oudjaarsdag waait de standermolen van de familie Steunebrink in een flinke storm om. Althans, dit vermeldt het boekje over "De Weijert" . Maar in de "Provinciale Drentsche en Asser courant"  van 20 december 1869 meldt een storm, die de dag daarvoor enorm veel schade had aangericht in onze contreien. Niet alleen dekorenmolen van Appelscha waaide om, maar ook ... "Het kruis en paard op den toren te Makkinga werden van hunne hooge standplaats afgerukt en de korenmolen te Twijtel, een standermolen, werd aan splinters tegen den grond geslagen."   Dus zal de datum 19 december 1869 zijn.

 

1870 Alberdina laat een oude poldermolen uit de Weperpolder onder Oosterwolde  door een molenbouwer ombouwen tot korenmolen. Op de opgehoogde molenberg wordt de achthoekige molen opgebouwd.

1889 Gerrit Steunebrink wordt na het overlijden van moeder Alberdina Ebbinge molenaar/eigenaar? op Twijtel . Zijn broer Klaas Steunebrink gaat verder als veehouder/landbouwer op Zathe III?

Gerrit is in 1888 getrouwd met Antje Hendriks Schreur.

 

1889 Gezien een drietal advertenties in de Prov. Drentse en Asser Courant lijken de Steunebrinks het wel gehad te hebben met het molenaarsvak. Niet alleen de molen op Twijtel, waar Klaas op maalt, staat te koop. Ook de molen van Arend in Oldeberkoop wordt genoemd. Bovendien de woonhuizen landerijen die er bij horen. Alleen de boerderij van Gerrit lijkt er buiten te vallen. 

De verkoop van  de molen op Twijtel gaat echter niet door. Hij zal nog tot 1905 in de familie blijven.

 

De Bevolkingsregisters geven tot in 1897 aan dat Klaas molenaar is en  op nr 2 woont. Dit is de molenaarswoning.  Op 12 mei van dat jaar vertrekken Klaas en Antje vanaf daar naar  Nijeholtpade. Broer Gerrit staat tot in de 20e eeuw te boek als landbouwer op nr 4. Dit moet Zathe III zijn. Waarschijnlijk hebben ze gezamenlijk de molen en de boerderij gedreven. Vanaf 1880 tot  vermelden dezelfde registers nogal wat personeel bij de broers. Bij Klaas op de molen waren vanaf 1880 de knechten: Arend Joukes de Vries, Evert Nijholt, Gerrit Oosterhof, Klaas Hofstee, Klaas van der Bij en Meine Bergsma. Daarnaast de meiden: Geertje Kuiper, Hendrikje Jans Mulder, Iebeltje van Wijk, Martha Hofstra, Eltje Kuiper en Dirkje Waldus. Verder: neef Leffert Lammerts Oosterloo, en zwager Sake Wijbes Siegersma

 

(Heeft U aanvullende informatie aangaande deze personen? Laat het even weten aub)

Maart 1891  wordt er 300 pond maïs gestolen uit de korenmolen van Gerrit Steunebrink op Twijtel. Ook zijn broer Roelof, die maalt in Oldeberkoop, is even daarvoor op de zelfde wijze bestolen.

 

Op 6 oktober zal de 'welbeklante Windkorenmolen met ERF, met bijgelegen HUIS, SCHUUR en ERF, WEI- en BOUWLAND aan den Straatweg te Twijtel' provisisoneel  worden verkocht voor G. R. Steunebrink. Het geheel van 4.29.20 hectare zal in 6 percelen worden geveild door notaris BAKKER in de herberg van WIEBE SCHURER te Makkinga. 

 

 

Op 20 oktober volgt  de finale verkoop, die notaris Bakker ditmaal in de herberg van de Wed. Hellinga zal houden.

 

In 1905 verkoopt Gerrit de molen aan Weijert Zeephat.

Het tijdperk Steunebrink op de Twijteler molen  is daarmee na 64 jaar ten einde.

(zie ook: www. members.home.nl/siekman)

Rond de eeuwwisseling heeft de oude molenaarswoning, die zuidoostelijk van de molen stond, plaats moeten maken voor een nieuw huis (nu Prikkedam 1), dat iets ten noorden van de molen werd gebouwd (door Steunebrink of door Zeephat?)

Overigens zijn beide woningen mogelijk ook nog een poos tegelijkertijd bewoond geweest. Volgens het 'Fries Molenboek' woonde nl. op zeker moment Weijert Zeephat in de nieuwe molenaarswoning (Prikkedam 1) en Gerrit Steunebrink in de oude molenaarswoning.

Jan Koopstra is knecht bij Zeephat.

 

De molen op Twijtel zoals Gerben Mulder (*1891) haar tekende (aan de hand van een foto van rond 1900) met rechts de oude-, en links de nieuwe molenaarswoning. Gerben is een nazaat van de familie Mulder die ongeveer een eeuw lang op Twijtel maalde.

 

1912 Op woensdag 15 juni van dat jaar slaat het noodlot toe op Twijtel. De bliksem treft de molen, die vervolgens tot de grond toe af brandt. Net als Alberdina  Ebbinge  42 jaar daarvoor, gaat ook Zeephat niet bij de pakken neerzitten. In Gorredijk koopt hij bij de fa. Van der Sluis en Posthuma een houtzaagmolen voor Fl 400,-  Per boot ging de molen in onderdelen naar Twijtel, alwaar hij als korenmolen weer werd opgebouwd. De totale kosten kwamen op Fl. 2800,- 

1913 draait de molen van Zeephat weer. Niet op een molenbelt, maar als stellingmolen. Bovendien staat hij niet meer op het oude vertrouwde stekje op ‘oud’ Twijtel, maar aan de grindweg. Vlak naast de molenaarswoning (nu Berkoperweg 74). Vermoedelijk heeft Zeephat deze woning laten bouwen.

In 1921 wordt de Coöperatieve Aankoopvereniging ‘Makkinga’ G.A. opgericht.  Zeephat biedt zijn molen ter overname aan en wordt zelf bedrijfsleider.

  (foto ca 1924 , Leeuwarder Nieuws- en advertentieblad)  De westzijde van de molen naast (nu) Bercoperweg 74. Niet lang voor de verhuizing naar Makkinga. 

 

1925 De coöperatie is dermate succesvol dat uitbreiding van de capaciteit noodzakeljk is. Omdat Twijtel logistiek gezien niet echt ideaal gelegen is wordt de molen naar de kom van het dorp verplaatst. De aanwezigheid aldaar van de opvaart naar de Tjonger  en de  tramlijn Steenwijk - Oosterwolde zijn zwaarwegende argumenten.

Fokke de Vries en Anne Kromkamp zijn een paar namen van mannen die met paard en wagen de grote zware onderdelen van de molen van Twijtel naar Makkinga hebben gebracht.

Wie weet nog meer over dit transport of andere zaken over de molen(aars)?

Mail ze naar Ruurd.devries@ziggo.nl

En zo verdween,  na zeker  240 jaar het middelpunt van het buurtschap te zijn geweest,  de molen met zijn molenaar,  Weijert Zeephat,  voorgoed van

Maak jouw eigen website met JouwWeb